Hoe zou een omkering van de Lauderdale-paradox er uitzien? Laten we teruggaan naar het voorbeeld waarmee we begonnen zijn: de Londense huizenmarkt. Stel dat we de Londense woningvoorraad zelfs maar gedeeltelijk aan de marktwetten onttrekken doordat de overheid ingrijpt. Die stel bijvoorbeeld een plafond aan de huizenprijzen dat half zo hoog is als de huidige. Dan zouden die prijzen nog steeds schandalig hoog zijn, maar hoeven de Londenaren plots aanzienlijk minder te werken en te verdienen dan nu het geval is, zonder dat ze daar iets op toeleggen. Ze zouden juist meer tijd kunnen doorbrengen met hun vrienden en familie; ze kunnen dingen doen die ze echt leuk vinden; hun gezondheid en geestelijk welzijn zou er op vooruitgaan, enzovoort. En door minder te hoeven werken, dragen ze ook nog eens bij aan minder overproductie en verlichten ze tegelijk de druk op onnodige consumptie.
Hetzelfde gedachte-experiment kan worden toegepast op alle sociale goederen die ofwel kunstmatig schaars zijn gemaakt, of eenvoudig als gemeenschappelijk bezit te beheren zijn. En daarbij denk ik niet alleen aan de gezondheidszorg en het onderwijs. Die worden immers door de meeste sociale democratieën al als publiek goed aangemerkt. Ik denk ook aan andere belangrijke goederen die essentieel zijn voor het menselijk welzijn – huisvesting, openbaar vervoer, internet om er een paar te noemen. Ze worden uiteengezet in het concept van Universal Basic Services (Universele Basisdiensten) van de University College London.* Bovendien zouden de nieuwe 'nutsbedrijven' als Uber en AirBnb in overheidshanden kunnen worden genomen. Of er zouden publieke alternatieven kunnen worden gecreëerd, waardoor 'deelplatforms' kunnen ontstaan die mensen in staat stellen hun materiële middelen (auto's, huizen) uit te wisselen zonder exorbitante en onnodige kosten te hoeven betalen aan monopolies die in privéhanden zijn.
Ook de werkgelegenheid zou als een gemeenschappelijk goed kunnen worden aangemerkt – en dit zou inderdaad van cruciaal belang zijn: een kortere werkweek met een baangarantie en een fatsoenlijk loon, plus wetgeving die voorschrijft dat alle productiviteitswinsten aan de werknemers worden teruggegeven in de vorm van hogere lonen en kortere werktijden. Verder zou het verbieden van reclame in de openbare ruimte ons in staat stellen onze straten (en aandacht) als gemeenschapsbezit te herwinnen en mensen te bevrijden van het gevoel van ‘tekort te komen’ dat reclame opwekt.
Door de druk op de jacht naar steeds hogere inkomens te verlichten, ontstaat er meer ruimte voor buen vivir, het goede leven.
* Institute for Global Prosperity, Social prosperity for the future: a proposal for Universal Basic Services. University College London, 2017.