Sommige progressieve economen, zoals Dean Baker,* stellen dat verdere groei niet zo roofzuchtig hoeft te zijn. Baker merkt op dat we de materiële en energetische doorvoer kunnen beperken en tegelijk de rechten van werknemers kunnen beschermen, en nog steeds groei kunnen hebben. Je kunt een plafond stellen aan deze beide bronnen van waarde waaruit het kapitalisme put. Dan is er geen reden waarom de nieuwe waarde niet louter immaterieel kan zijn, zegt hij.
Er zijn goede redenen om aan te nemen dat Baker het met deze veronderstelling bij het verkeerde eind heeft. De kapitalistische groei is in de hele geschiedenis nauw gekoppeld geweest aan de materiële en energetische doorvoer (zelfs tijdens de overgang naar de dienstensector op het noordelijk halfrond). Geloven dat het bbp kan blijven groeien terwijl de productie afneemt, is dus in strijd met alle beschikbare bewijs. En dan verzint Baker ook nog eens een volkomen ander soort economie waarin dat gebeurt, eentje die nooit eerder bestaan heeft.
Als we nu toch een geheel ander soort economie gaan bedenken, waarom dan niet een zonder groei? Dit brengt ons bij het belangrijkste punt. Uiteindelijk vormt niet de toename van de doorvoer het grootste probleem, maar de dwang tot groei zelf.
Ter illustratie: Stel je een economie voor die gedwongen is om te groeien bij een almaar lager niveau van materiële doorvoer. Alle nieuwe waarde móet in die economie dus immaterieel zijn. Wat zal het kapitaal dan doen? Dat kapitaal zal proberen om het immateriële gemeenschappelijk bezit dat nu overvloedig en gratis aanwezig is af te grendelen, toe te eigenen en terug te verkopen voor geld. We hebben het dan over het inpikken van kennis, liedjes, groene ruimtes, ouderschap, fysieke aanraking, liefde en misschien zelfs de lucht zelf. De mensen zullen dan onderworpen worden aan nieuwe golven van kunstmatige schaarste op deze gebieden. Het zou mensen dwingen in loondienst te treden bij die nieuwe immateriële ondernemingen, simpelweg om zich zo die immateriële goederen te kunnen veroorloven die zojuist nog gratis beschikbaar waren. Dit mag dan een ecologische economie zijn (want immaterieel), maar het is geen economie die zinvol is, of waarin iemand daadwerkelijk zou willen leven.
Een plafond aan de doorvoer zou inderdaad de voorwaarden voor een ecologische economie kunnen scheppen. Het zou de materiële en energetische doorvoer daadwerkelijk kunnen verminderen. Dat laat dit gedachte-experiment zien. Maar het doel ervan is niet om te tonen dat het kan, maar om te illustreren dat dit niets verandert aan de dieper gelegen gewelddadigheid van de moloch, namelijk de logica van de groei zelf. Pragmatische gezien mag een dergelijke stap afdoende zijn, maar in intellectueel opzicht is ze onbevredigend.
De enige manier om de Lauderdale-paradox op te lossen is door haar om te keren: door de economie te reorganiseren rond het genereren van een overvloed aan publieke rijkdom, zelfs als dit ten koste gaat van de particuliere rijkdom.
Dit kan de mens bevrijden van de druk die de kunstmatige schaarste oplegt, waardoor we de angel uit de groeidwang halen en de levende wereld in al zijn gedaanten uit haar greep kunnen redden.
* D. Baker, “Will degrowthing save the planet?” Beat the Press, 2018.