20: Een theorie van radicale overvloed (2)

Door wat ooit gemeenschapsbezit was te ontgrendelen en uit te breiden, en door het bestaande inkomen eerlijker te verdelen, kunnen we mensen toegang geven tot de goederen die ze nodig hebben om een goed leven te leiden, zonder dat ze daarvoor een hoog inkomensniveau (en dus extra groei) nodig hebben. Mensen zouden minder hoeven te werken zonder dat dit ten koste gaat van hun levenskwaliteit. Daardoor produceren ze minder overbodige spullen en is er dus minder druk om onnodig te consumeren. Met meer vrije tijd ontstaat er meer ruimte om plezier te hebben, om te genieten van gezelligheid met geliefden en gezinsleden, om samen te werken met buren, te zorgen voor vrienden en familie, om zelf een gezonde maaltijd te koken, te bewegen en te genieten van de natuur. Al die dingen maken de door tijdschaarste aangejaagde consumptiepatronen overbodig. Ook biedt dit meer ruimte en kansen om nieuwe vaardigheden te ontwikkelen zoals het bespelen van een muziekinstrument, te klussen in je woning, te tuinieren in je moestuin, of om je eigen kleren of meubels te maken, enzovoort – wat zal bijdragen aan de lokale zelfvoorziening.*

Bevrijd van de druk van kunstmatige schaarste, zou de dwang wegvallen om elkaar om een steeds hogere productiviteit te beconcurreren. We zouden onze tijd en energie niet langer hoeven te steken in het voeden van de moloch van eeuwig toenemende productie, consumptie en ecologische vernietiging. De economie zou daardoor minder produceren, dat klopt – maar ze zou ook veel minder nódig hebben. Zo'n economie zou kleiner zijn en tegelijk veel overvloediger. In een dergelijke economie krimpt de particuliere rijkdom (of het bbp) wellicht, zoals Maitland al aangaf, met lagere inkomsten voor bedrijven en voor de ultrarijken. Maar de publieke rijkdom zou er wel bij varen en daarmee het leven van alle anderen aanzienlijk verbeteren. Zo rijst er plotseling een nieuwe paradox op waarin overvloed de antithese van groei blijkt te zijn.

Stringente bezuinigingen vormen het toppunt van de Lauderdale-paradox. Daarbij wordt publieke rijkdom opgeofferd voor het genereren van particuliere rijkdom. De ontgroei-these vertegenwoordigt precies het tegenovergestelde.

Dit is een belangrijk punt. Er wordt nogal eens geprobeerd om ontgroeien weg te zetten als een nieuwe versie van bezuinigingen, zij het ditmaal gepromoot door links in plaats van rechts. Het krijgt het frame als een extreme manifestatie van overjarige milieudrammers die iedereen willen dwingen een ellendig leven te leiden. Maar het tegenovergestelde is waar. Terwijl bezuinigingen schaarste nodig hebben teneinde meer groei te genereren, vraagt ontgroeien juist om overvloed teneinde de groei overbodig te maken. Overvloed is dus de oplossing voor onze ecologische crisis.

Willen we echt voorkomen dat het klimaat volledig op hol slaat, dan moet het milieuactivisme van de 21e eeuw een nieuwe eis stellen: de eis van radicale overvloed.

* S. Alexander & B. Gleeson, Degrowth in the Suburbs: A Radical Urban Imaginary. Palgrave Macmillan, 2019.