We zien hoe ditzelfde proces zich vandaag de dag voltrekt in de eindeloze privatiseringsgolven die sinds 1980 over de wereld zijn getrokken – van onderwijs, gezondheidszorg, transport, bibliotheken, parken, zwembaden, water tot zelfs de sociale zekerheid aan toe. Nu de periode aanbreekt dat de globalisering is uitgewoed, zijn overal ter wereld handelsbeschermingen ontmanteld, hebben lonen het laagste punt bereikt dat redelijkerwijs mogelijk is en raken de consumentenmarkten steeds meer verzadigd. Voortzetting van de groei vereist nieuwe rondes van wat David Harvey* accumulatie door onteigening heeft genoemd – de afgrendeling en toe-eigening van het resterende fonds aan publieke rijkdom. Sociaal goed ligt overal onder vuur – het moet schaars worden gemaakt omwille van de groei van het bbp. Mensen moeten gedwongen worden te betalen om goederen te verwerven waar ze eerst nog gratis toegang toe hadden. En om die goederen te betalen zullen ze natuurlijk meer moeten werken. En daardoor komen ze opnieuw onder druk te staan om in een voortdurende concurrentiestrijd met elkaar hun productiviteit almaar hoger op te stuwen – een druk die opnieuw gerechtvaardigd wordt door op de noodzaak van een groeiend bbp te wijzen.
De obsessie van onze samenleving met een stijgend bbp als de voornaamste doelstelling van het overheidsbeleid laat zien hoe diep de Lauderdale-paradox in het politieke gezond verstand is ingesleten. Het is de ultieme triomf van het proces van afgrendeling en toe-eigening: de groei van de 'particuliere rijkdom' heeft de plaats ingenomen van het idee van Vooruitgang. Veelzeggend genoeg is er intussen geen enkele indicator die de gelijktijdige ineenstorting van de publieke rijkdom in kaart brengt.
Deze logica bereikt haar hoogtepunt in de hedendaagse visie op bezuinigingen, zoals ze in de nasleep van de financiële crisis van 2008 over heel Europa werden uitgerold. Wat behelzen die bezuinigingsmaatregelen eigenlijk? Ze vormen een wanhopige poging om de motor van de groei weer aan te zwengelen: door de overheidsinvesteringen in sociale goederen en sociale bescherming fors terug te schroeven – van verwarmingstoelagen voor ouderen tot werkloosheidsuitkeringen en de lonen in de publieke sector – en: door te snijden in wat er nog over is van gemeenschapsvoorzieningen, zodat mensen die het te 'gerieflijk' hebben en als 'lui' worden gezien, opnieuw met de dreiging van honger worden geconfronteerd en gedwongen zijn hun productiviteit te verhogen om te kunnen overleven.
Net als in de geschriften van denkers als John Bellers en David Hume een paar eeuwen eerder, is deze logica onverholen. De Britse premier David Cameron en zijn minister van Financiën George Osborne voerden bezuinigingen op de sociale voorzieningen expliciet door om de 'klaplopers' te dwingen harder te werken en hen tot een hogere productiviteit te stimuleren. Zoals Maitland al aangaf, moet er schaarste worden gecreëerd teneinde de groei te bevorderen.
In de logica van de bezuinigingen vormen schaarste en groei twee kanten van dezelfde medaille, net als tijdens de periodes van afgrendeling en toe-eigening.
* David Harvey, The New Imperialism. Oxford University Press, 2003.